Zin in Cultuur

Schilpen

Schilpvelt, Schilpswet of Het Paradijs en haar bewoners

 

De geschiedenis van een duinmeiers huis dat bezuiden het dorp Zandvoort op het Schilpveld gesticht is, begint in 1601 als Jacob Jeroensz. Pronck[1] van de houtvester van Brederode een stuk duinland van 2.5 morgen in erfhuur krijgt. Hij is duinmeier[2] van beroep en moet hiervoor jaarlijks op Lucasmarkt (18 oktober) 2 pond en 10 scellingen betalen. (omme daerup een woningh te stellen tot bewaring van zijn duyn ende voorts tot een tuyn ende teelcroft bequaem te maecken ende gebruycken tot verbetering vande Heerlicheyt ende vermeerdering vande tyenden ende innecomen van Brederode)

 

Hieronder een afbeelding van het handmerk van Jacob Jeroensz. Pronck

 

                                            

In maart 1634 transporteert Jacob Jeroensz. Pronck aan zijn schoonzoon Cornelis Cornelisz.[3] een huis met een kroft land liggende in de wildernisse van Zandvoort. (dit alles in betalinge ende voldoeninge van sijn huwelicken goet t welck de voornoemde Jacob Jeroensz met sijn dochter Guertgen Jacobs en voornoemde Cornelis Cornelisz ten houwelick belooft heeft)

Apart wordt vermeld dat het huwelijks goed is en hij geen belasting schuldig is.

 

Op 24 februari 1635 komen Jacob Jeroensz. Pronck met zijn zoon en schoonzonen bijeen om voor de notaris hun beklag te doen tegen de baljuw van Brederode. Ze werden beticht van het stelen van wijnvaatjes die op het strand van Zandvoort zijn aangespoeld. Ze dreigen om het voor het Hof van Holland te laten voorkomen. In de akte wordt vermeld dat Cornelis Cornelisz. in het Schilpvelt woont.

 

Cornelis Cornelisz. heeft het grootste stuk duin van Zandvoort in pacht, hij pacht het samen met zijn zwager Gijsbert Evertsz.[4] Jaarlijks moet hij 600 gulden betalen en 2 koppel hofkonijnen[5] per week leveren aan de rentmeester van Brederode. Ook zijn ze verplicht om jaarlijks 5 morgen met helm te beplanten.

 

Maart 1666 heeft Cornelis 600 gulden geleend van Heyndrik van Dam, die konijnkoper is in Haarlem. Ze komen overeen dat Cornelis de komende 6 jaren al zijn gevangen konijnen aan Heyndrik van Dam zal leveren. Afgesproken wordt dat Cornelis 52 gulden per 100 paar konijnen, die tussen St. Oloff (29 juli) en St. Maarten (11 november) worden gevangen, zal ontvangen en 65 gulden per 100 paar konijnen, die tussen St. Maarten en Vastenavond worden gevangen. Het prijsverschil heeft te maken met hoe vet het konijn is. De zogenaamde voorkonijnen zijn minder vet dan de nakonijnen. Ze spreken verder af dat Heyndrik van Dam ieder jaar 100 gulden aftrekt van het door hem te betalen konijngeld, om daarmee de schuld van Cornelis Cornelisz. af te lossen.

 

 

Na het overlijden van Cornelis Cornelisz. in 1679 gaan zijn zoon Jacob en dochter Elsje verder met de duinmeierij. Zijn zonen Cornelis en Jan zijn dan al overleden. Als Jacob en Elsje in de aankomende jaren komen te overlijden zonder de schulden af te lossen, die hun ouders en zij zelf in de loop der tijd gemaakt hebben, blijft er voor de schuldeisers niets anders over dan het duinmeiershuis in 1682 openbaar te verkopen. Hierbij de inventaris die wordt opgemaakt:

 

Inventaris van alle de goederen soo roerende als onroerende huysraet ende inboel die Elsje Cornelis, suster ende erffgenaem van Jacob Cornelisz, kinderen en mede erffgenamen van Guertje Jacobs wed: van Cornelis Cornelisz Kort zalr:, in haer leven heeft beseten ende die sij op den 22en januarij 1682 metter doodt ontruymt ende naergelaten heeft,

 

Onroerende goederen:

 

Eerstelijck een huys, erve en landt daer aen behoorende gelegen in Schilpvelt onder de banne van Santvoort, belent ront om de Graeffelijckheyts duynen.

 

Huysraet imboel ende imeubele goederen:

 

Eerstelijck int voorportael

 

Een eyckenhoute drie bonnetje, daerin 29 streeve? garen en eenige sleghte doeckjes

Een eycke kist

Een vuyre taeffel

Een rackje met vier witte schootels en 7 aerde borden

Een kanne bort

Vier aerde blaeuwe schutteltjes

Een paerde bidt

Twaelff tinne lepels

Eenig aerde blauwe schootels

Een kopere blaecker met een dito schootelkrans

Een hangh kandelaer met een wit olij potje en twee glaese flesjes

Een koper keteltje

 

Int sijkamertje

 

Een vier bont elsjes kas ende daer in bevonden

Een swart kaleminck jack

Twee phulpe kapers

Een swart here saije schort en een roo rock met

een dito gecoleurt met groene voeringh

Een swarten schortecleijt met een paer soo carnaten ?nouw met een dito gesontheyt

Een greijn jack

Een roo kroploop

Een roo schaerlaeckens hemtrock met silveren knoopen

Een swart pack

Een dito gecoleurt

Ses en dartigh laeckens

Derthien vrouwe hembden

Vier mans hembden

Twee lapjes linnen

9 taeffellaeckens

25 sloopen soo goet als quaet

8 peuliu laeckens

33 servetten

8 proncke sloopen

4 witte met 2 blaeuwe schorteclede

2 pronck lakentjes

Noch 2 taeffelakens

3 naght half doecken

Noch 8 neusdoecken, drie geleyt en vijff ongeleyt

Vijff neusdoecken met speldewercxkant

12 dasjes

2 nieuwe schortecleet sonder banden

6 kamer doexe mutsen

5 kaemer doexe beffen

7 santee?

6 sackneusdoecke

10 linne mutsen

8 spin doeckjes

Noch 3 slaeplakens

Noch 1 halve laken

Een witte linne vrouw broeck

5 gesteeckt mutsen

Een lapje ongemaeckt linnen

Een paer gaeren kousse

Een witte borstrocken met een borsje

Twee pakjes garen

Een geschildert doosje met twee gouwe en

dito gouwe klaeuw ringh met een silveren

sleuteltje en een silver oorijser

Noch twee lappen linnen

Een silver tuyghje met een silver fegt mesje en een schaertje

Een eycke kasje

11 tinne schuttels soo groot als kleyn

Twee tinne borden

4 aerde schutteltjes, met drie kommetjes en drie potjes

 

Inde keucke en schur?

 

Een eycke vierbonde kas

30 aerde schuttelen

4 koopere ketel met een dito dexel

1 metaele pot

Twee ijsere potten

Twee spiegels een groot met een kleyn

5 bedden goet als quaet

7 hooftkussens

6 deeckens

Een kopere bedt pan

4 stoel kussens

Twee paer gardijnen met valletje

Een schoorsteen kleetje

Twee roosters met twee tangen en een asschop

Een treef

Twee ijseren haecken en ijsere beugel

Twee heele seije speck met aght stucken roockvleijs

Een vuyrenhout taeffeltje

Veertien stoelen

Eenige aerde taeffelborden en out aerdewerck

 

In de Stal

 

Twee haverkisten

Een karnen

Een out eycke kasje

Twee melck emmers

Twee jucken

Een paert

Drie koeyen, een vaers en een pinck

Vier honden, drye fretten en ses netten

Twee wagens met twee karren

Twee kar kussens

Vier graven

Twee hennen met een haan

Een nieu gebreyt net

Vier kleer stocken

Twee vuyre taeffels

Drie moutten

Eenigh paarde tuygh

Eenigh hout en turff en verder rommelingh

 

Aldus gedaen, ende geinventariert ten overstaen van ons ondergeschreven schout ende schepenen van Santvoort op den 12en april anno 1682.

 

Adrijaen vander Mij, Lubbert van Remme, Dirck Yaspers

 

Uit de inventaris wordt duidelijk dat het een groot duinmeiershuis is. En dat in de perioden dat  konijnen gevangen werden en helm geplant moest worden er voldoende ruimte was om de knechten te laten overnachten.

 

Oktober 1682 wordt Engel Cornelisz. Keet[6] voor 705 gulden eigenaar van het duinmeiershuis. Het wordt omschreven als een groot duinmeiershuis met erf en een kroft weiland groot drie morgen staande en gelegen in het Schilpveld bezuiden Zandvoort in de wildernis en met een jaarlijkse erfpacht ten laste van de koper. De koper moet ook de achterstallige huur overnemen van acht jaar op het duin, gebruikt bij wijlen Jacob Cornelisz. Keet* ter somma van 450 gulden. Jaarlijks heeft Engel Keet de verplichting voor het planten van vijf morgen helm en de leverantie van 39 koppel hofkonijnen. Voor het meten en opnemen van de helm moet hij jaarlijks 7 gulden en 10 stuivers betalen. Als borgen voor Engel compareren Claes Cornelisz. Locke en Joost Jacobsz. Ackercamp.

 

*Met deze Jacob Cornelisz. Keet wordt bedoeld de zoon van Cornelis Cornelisz. Cort. die in de transportakten van Zandvoort enkele keren als Cornelis Cornelisz. Keet compareert. Bijnamen of aliassen kunnen erg verwarrend zijn. Soms zijn ze te verklaren, in dit geval komt er ten zuiden van Zandvoort in de duinen een duinvlakte voor die genoemd wordt “ vlak van de Keet” vermoedelijk genoemd naar een jachthut/keet die hier gestaan heeft. Op de topografische kaart van 1880 is de keet aangegeven met een akkertje er omheen.

 

Hieronder een deel van een schematische kaart uit circa 1727 van de duinen van Zandvoort waar de huizen en het werkgebied van de duinmeiers aangegeven zijn. O.a. het huis van Engel Cornelisz. Keet. Tussen paal 8 en 9 het dorp Zandvoort en geheel links de Luchter duinen waar Zuid-Holland begint.

 

Mei 1719 maken Engel Cornelisz. van Brederode (alias Keet) en Aagje Jans van der Duyn hun testament. Aangezien ze geen kinderen hebben legateren ze aan het echtpaar Gerrit Leenderse Binkhorst en Trijntie Gerrits van der Duijn hun huis en erve met omtrent drie morgen land daar aan gelegen onder Zandvoort in het Schilpveld en bij hun testateurs tegenwoordig bewoond en gebruikt. Ook al het duinmeiersgereedschap zoals honden, netten, fretten, boren, graave. Ook alle koeien, paarden en bouwgereedschappen die op het moment van overlijden van de langstlevende aanwezig zijn. En als laatste al hun testateurs inboedel en huisraad. Echter onder voorwaarde dat de gelegateerden een jaar duinpacht van 300 gulden moeten betalen aan de WelEdele heer baljuw De Raat. Mocht er na het overlijden van de langstlevende testateurs nog meer duinpacht schuldig zijn, dan moet dat betaald worden uit de nagelaten goederen. Als executeurs worden aangesteld  Pieter Cornelisz. van Brederode, Gerrit Jansz. van der Duin en Gerrit Leendersz. Binkhorst.

 

Na 5 jaar verkoopt Aagje Jans van Duyn weduwe van Engel Cornelisz. Brederode “door de wandelingh genaemt Engel Cornelisse Locke” het duinmeiershuis aan de WelEd. Heer Paulus Loot, Heer van Zandvoort voor 350 gulden. Ook de erfpacht die er op staat zal Loot overnemen. Compareerden tevens voor schout en schepenen Gerrit Leendertsz. Binkhorst en Trijntie Gerrits van Duyn en verklaren geen rechten te doen gelden die ze op grond van het testament van 22 mei 1719 zouden hebben.

 

Blijkbaar wonen Gerrit Binkhorst en Trijntje van Duyn al in 1721 in het duinmeiershuis, immers vanaf dat jaar betaalt hij de verponding van het huis en land genaamd “Het Schilpswet”, 8 gulden voor de gewone verponding en 2 gulden voor de extra verponding. Dat doet hij tot en met 1724. Hierna komen er geen betalingen meer voor met betrekking tot het “Schilpswet”. Pas in 1742 betaalt de Heer van Zandvoort de gewone belasting over het “Schilpswet”, Jacob Pietersz. Deen[7] bewoont dan het huis en betaalt de zogenaamde binnenlandse kosten van 2 gulden. Het is niet duidelijk wat er in de tussenliggende 18 jaren is gebeurd. Het kan zijn dat het duinmeiershuis in verval is geraakt of niet is verhuurd.

Op 8 oktober 1741 komt een kostenpost voor van 3 gulden en 3 stuivers, die betaald wordt aan Arie Arisse wegens het lossen van kalk en steen op “Het Schilpswet. Dit wijst op mogelijke bouwaktiviteiten.

 

In het financiele inkomsten boek van Zandvoort wordt als eerste in 1712 “Het Schilpswet” genoemd er staat (Engel Locken betaelt voor sijn huys en Schipswet 14-0-0) In eerste instantie slaat de naam “Schilpswet” op het land en niet op het huis. Later in 1724 staat er (Gerret Binckhorst, huys en lant het Schilpswet 10-0-0) En in 1742 (Heer van Santvoort duynmayershuys het Schilpswet bewoond door Jacop Pietersz. 6-0-0) In 1761 komt de naam van “Het Paradijs” voor het eerst in de financiele inkomstenboeken van Zandvoort voor als de bewoner de binnenlandse verponding betaald over de jaren 1756 tot en met 1760. Hieruit wordt het duidelijk dat met het “Het Paradijs” het duinmeiershuis, en met “Het Schilpswet” het land bedoeld wordt. De betekenis van de naam Schilpswet ook geschreven als Schilp Swet zou schelpengrens of schelpenscheiding kunnen zijn.[8] Circa 1792/93 komt de naam “Het Paradijs” meer in gebruik. Al in oktober 1750 wordt de naam “Het Paradijs” genoemd als enkele personen die voor de notaris Jan Reeland een verklaring afleggen ten gunste van de WelEd. Heer Jacob Philip D’Orville. Hierbij verklaren Pieter van Beek, duinmeier, en Sijmon van Campen beide wonende in de Vogelenzang dat ze op 16 mei 1749 zijn geweest in het huis genoemd “Het Paradijs gelegen in de Heerlijkheid van Zandvoort.

 

Als Jacob Pietersz. Deen in maart 1760 zijn testament maakt, woont hij samen met Aaltje Claas de Jong, de zus van zijn overleden vrouw. Hij is ziek en zij maken een testament op de langst levende. Hierin wordt vermeld dat ze wonen in de woning “Het Paradijs” onder Zandvoort. Beiden zetten hun handtekening hieronder.

 

 

In het testament van Aaltje Klaas de Jong van augustus 1761 staat geschreven: Aaltje Klaas de Jong bejaarde ongehuwde dogter. En de eersame Bartholomeus de Haan bejaarde ongehuwde jonkman, woonende bijden in ’t Paradijsie. Soo verklaarden sij testratrice de voornoemde Bartholomeus de Haan, thans als knegt bij haar testatrice werkende.

 

Als Bart de Haan[9] april 1784 zijn testament maakt dan legateert hij aan de kinderen van Gerrit Claesz. van Velsen, in huwelijk verwekt bij Marijtje Hendriks Duin, ook aan Gerrit Claesz. van Velsen en Marijtje Hendriks Duin zelve, aan Adriaentje Klaasdr. Duin, aan Gijsbert Middelkoop en Neeltje Hendriks Duin echtelieden. Als voogden worden aangesteld Gerrit Klaasz. van Velsen wonende Zandvoort en Jan Middelkoop wonende in Tetterode. Engel Klaasz. Kooper en Leendert Sonnevelt ondertekenen als getuigen.

 

Waarschijnlijk heeft Bart de Haan tot aan zijn dood in 1784  in “Het Paradijs” gewoond. Hierna wordt de verponding van “Het Paradijs” tot zeker 1798 betaald door de ambachtsheer van Zandvoort. In deze periode wordt geen bewoner vermeld. Dit kan mogelijk te maken hebben met de oorlogsperikelen en de strenge winter van 1794/95. Door het stropen van de soldaten en het doodvriezen van de konijnen is het voor een duinmeier niet aantrekkelijk om “Het Paradijs” met de omliggende duinen te pachten.

 

Hieronder een fragment van de verpondingskaart van Zandvoort uit 1810, waarin “Het Paradijs” ten zuiden van Zandvoort als nummer 9 aangegeven is.    

 

 

Hieronder een afbeelding van het “Paradijs” uit de kadastrale kaart van 1827. Als we er vanuit gaan dat de situatie aangegeven op de kaart van 1810 betrouwbaar is dan zien we dat “Het Paradijs” op de kaart van 1827 op een andere locatie weergegeven is. Mogelijk dat in deze periode het oude duinmeiershuis gesloopt, en een nieuw boerderijtje op een meer zuidoostelijk gedeelte gebouwd is.

 

 

Als de ambachtsheer van Zandvoort, Willem Philip Barnaart, in 1851 komt te overlijden, gaat een groot deel van zijn bezittingen in Zandvoort over op zijn zoon Henri Gerard Barnaart. Ook “Het Paradijs” met het omliggende land. Bewoners zijn op dat moment Kornelis (Keesvaer) van der Valk en zijn vrouw Klaartje (Katoo) van Velzen met hun 5 kinderen. Kees is jachtopzichter bij de familie Barnaard.

 

Hieronder “Het Paradijs” in 1849.

 

 

Hieronder “Het Paradijs” uit de kadastrale kaart van 1882.

 

 

In 1875 wordt Maria Catharina Barnaart door het overlijden van haar vader eigenaar van veel duingronden, land en percelen in Zandvoort. Ook “Het Paradijs” en omliggend land. Zij is getrouwd met A.C.J. de Favauge. Oktober 1908 compareren Maria Catharina Barnaart als weduwe van A.C.J. de Favauge met haar zoon R.H.T.D. de Favauge en haar dochter H.C. de Favauge die getrouwd is met jonkheer Pieter Quarles van Uffort, voor de notaris M.N. Beets te Haarlem en richten een naamloos vennootschap op. In november 1914 verkopen de directeur en commissarissen van dit vennootschap grote delen van de Zandvoortse duinen, waaronder “Het Paradijs” aan de gemeente Amsterdam ter uitbreiding tot het winnen van duinwater voor Amsterdam voor een bedrag van 1.086.006 gulden.

 

Hieronder “Het Paradijs” in 1899

 

 

Uit deze periode is de hieronder afgebeelde foto bewaard gebleven.

 

 

De laatste bewoners van “Het Paradijs” zijn Jan van der Valk en zijn vrouw Grietje van der Meij, die daar tot 1930 gewoond hebben. Hierna is het gesloopt. Jan was jachtopzichter bij de familie Quarles van Uffort. In de topografische kaart van 1939 herinnert alleen de naam “Paradijsveld” nog aan de tijd dat hier een boerderij gestaan heeft.

 

 

Bronnen:

 

Nationaal Archief:

Familiearchief Brederode

Grafelijkheidsrekenkamer Rekeningen

 

 

Noord-Hollands Archief:

Oud Notarieel Archief van Haarlem en Bloemendaal

Nieuw Notarieel Archief van Haarlem en Bloemendaal

Oud Rechtelijk Archief van Zandvoort

Ambachts- en Gemeentebestuur van Zandvoort

Ambachtsbestuur van Zandvoort

Kopieëncollectie A

Rigisters Hyp4

Kadastrale kaarten Zandvoort

Verpondingskaarten Zandvoort

 

Gemeente Archief Amsterdam:

Archief van de familie De Vogel en aanverwante families

 

Boeken:

Van nul tot nu, 2000 jaar historie van de Amsterdamse Waterleidingduinen, Historische Werkgroep AWD, 2003.

Astrid, Barnaart en Cycloop: het ABC van de AWD, Historische Werkgroep AWD en Genootschap Oud de Zilck, 2003.

 

Foto:

Ter beschikking gesteld door de Historische Werkgroep AWD

 

Topografische kaarten:

Digitaal ter beschikking gesteld door Thomas Versteegh

  



[1] Jacob Jeroensz. Pronck alias (Van) Sonnevelt, geb. ca. 1564, overl. 1635, zn. van Jeroen Jacobsz. Pronck en Kniertje Pietersdr., getr. met Trijntje Woutersdr. van der Meer dochter van Wouter Dircxsz. van der Meer en Neeltje Woutersdr., kinderen; Jan, Wouter, Neeltge, Maritge, Dirck, Claesge, Geurtgen en Anna.

[2] Algemeen gesproken was een duinmeier een konijnenfokker in dienst van de Grafelijkheid. In het gebied van Zandvoort in dienst van de houtvester van Brederode. Een ambtenaar die zoals de andere ambtenaren een eed moest afleggen. Bijkomende werkzaamheden waren o.a. het planten van helm. In de winter het bijvoeren van de konijnen. Het uitroeien van het schadelijke wilt en het aangeven van lieden die overtredingen in de duinen begingen. Zoals stropen, zand uitgraven en struiken uitrooien etc.

[3] Cornelis Cornelisz. Corte alias Kees Neus, ook Cornelis Cornelisz. Keet, geb. ca. 1608, overl. ca. 1679, zn. van Cornelis Gerritsz. Cort en Aefgen Jansdr., getr. met Guyrtgen Jacobsdr., dochter van Jacob Jeroensz. Pronck alias (Van) Sonnevelt en Trijntje Woutersdr. van der Meer, kinderen: Jacob, Jan, Cornelis en Elsje.

[4] Gijsbert Evertsz., overl. 1657, zn. van Evert Dammasz. , getr. 1e met Anna Jacobsdr., dochter van Jacob Jeroensz. Pronck alias (Van) Sonnevelt en Trijntje Woutersdr. van der Meer, getr. 2e met Maritgen Erasmus, kinderen uit 1e : Engel en 3 NN kinderen.

 

[5] Hofkonijn is een ouderwetse term die nog stamt uit de 14e eeuw waarin in de administratie van de graven van Holland verschillende malen spraken  is van konijnen die aan het hof geleverd werden als die in Den Haag verbleef. In deze tijd waren de hofkonijnen bestemd voor de hoge ambtenaren van Brederode, zoals o.a. de houtvester en meester-knapen van Brederode.  

 

[6] Engel Cornelisz. Locke ook Engel Cornelisz. Keet en Engel Cornelisz. Brederode, overl. voor 1724, getr. met Aegje Jansdr. van Duijn

 

[7] Jacob Pietersz. Deen, overl. 1760, getr. met Marijtje Claesdr. de Jong

[8] Etymologisch woorden boek Van Dale, 1990.

[9] Bartholomeus de Haan, geb. ca. 1723, begraven Zandvoort 19-4-1784



Tekst en foto's: Peter Zonneveld

Info over het copyright Klik hier